Vijf vragen over de scholekster

Vrijdag 20 Januari 2023
  • De scholekster heeft een opvallend roodoranje snavel en rode ogen (Rechten: Kobus van Leer via Pixabay)

Het komende jaar staat in het teken van de scholekster. Eerder werd 2008 ook uitgeroepen tot jaar van de scholekster omdat het toen al niet goed ging met de broedvogel. Vogelbescherming Nederland en SOVON vogelonderzoek hopen dat de benoeming meer aandacht voor en inzicht in het leven van de scholekster zal opleveren.

In ons land is het aantal scholeksters de afgelopen decennia met de helft afgenomen. Verschillende oorzaken hiervoor zijn klimaatverandering, verstoring en predatie. Maar wat weten we eigenlijk over deze opvallende steltloper? We zetten vijf vragen op een rijtje.

Hoe herken je een scholekster?

Scholeksters hebben een zwart-wit verendek, een lange oranjerode snavel en roze poten. De ogen zijn rood met een oranje ring eromheen. In tegenstelling tot veel andere vogels hebben de mannetjes en vrouwtjes eenzelfde verenkleed. Een volwassen scholekster is zo'n 40 tot 45 centimeter lang en weegt tussen de vier- en achthonderd gram. Ze maken een hoog en schel geluid.

Hoe ziet het leven van een scholekster eruit?

De scholekster is een steltloper, wat wil zeggen dat de vogel lange poten heeft en veelal in de omgeving van water leeft. Een deel van de vogels broedt in het kustgebied en in weidegebieden, een toenemend deel broedt binnen de bebouwde kom op platte daken. Het broedseizoen start half april en duurt zo'n tweeënhalve maand. De paartjes hebben één broedsel per jaar met drie tot vier eieren. Na een kleine maand komen de jongen tevoorschijn. Een maand later zijn ze vliegvlug. In de winter trekken de jonge vogels naar Zuidwest-Europa om te overwinteren. De overige vogels brengen de winter in groepen door in het Wadden- en Deltagebied.

(de tekst gaat verder onder de foto)

Afbeelding
Meestal bevat het nest drie eieren (Rechten: Wikimedia Commons)

Wat staat op het menu van de scholekster?

Het voedsel wordt op de tast en op het oog gezocht. De dieren die aan de kust broeden en overwinteren eten vooral schelpdieren waaronder nonnetjes, mossels en kokkels, en daarnaast zeepieren, krabben en garnalen. Met hun snavel knippen ze de sluitspier van de schelp door en verorberen dan hun prooi. Mocht dit niet lukken dan slaan ze de schelp op een harde ondergrond kapot. De dieren op graslanden eten vooral regenwormen maar ook emelten en insecten.

Waarom is extra aandacht voor de scholekster nodig?

Net als andere weidevogels zoals de grutto en de kievit, heeft de scholekster het al jaren moeilijk. In ons land is het aantal scholeksters de afgelopen decennia met de helft afgenomen. De broedvogel komt van oudsher op het wad en in weidegebieden voor, maar is daar steeds minder te zien. In de broedgebieden gaan steeds meer nesten verloren door overstromingen, het steeds vaker maaien en predatie door vossen, vogels en marterachtigen. In de wintergebieden ondervinden de vogels hinder van een stijgende zeespiegel, kokkelvissers, een toename van Japanse oesters en verstoring door recreanten.

Waarom wijkt de scholekster uit naar de stad?

Vanwege de problemen in hun oorspronkelijke leefgebied wijken scholeksters steeds meer uit naar stedelijk gebied. Het is nog onduidelijk of de vogels daar kunnen broeden en waar ze dat dan doen. Broedende scholeksters worden gezien op platte daken, maar het is nog niet bekend hoe de kuikens daar opgroeien. In 2008 startte vogelaar Bert Dijkstra met zijn onderzoek naar scholeksters in Assen en omgeving en inmiddels is dit breder opgepakt, onder andere via het project Scholekster op het dak. Duidelijk is al dat er van alles mis kan gaan met de broedsel op het dak, te warm, geen schaduw of geen dekking, maar het onderzoek is nog niet afgerond.

Lees ook:

Contact
opnemen